automagisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ma·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen automagisch automagischer
verbogen automagische automagischere
partitief automagisch automagischers -

Bijvoeglijk naamwoord

automagisch

  1. automatisch waarbij het onderliggende proces niet eenvoudig valt te doorgronden waardoor het op magie lijkt
    • Niet dat ik met een van die overleden mensen heb gesproken, hoor. En niet dat ik de andere twee mensen uit dat ‘netwerk’ ken. Ik doe dat namelijk automagisch, netwerker en guru zijn. Via het internet. [2]
    • De spellingscontrole van je tekstverwerker zorgt ervoor dat dubbele hoofdletters automagisch verdwijnen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen