porte-manteau

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  porte-manteau    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌpɔrtmɑnˈto / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• por·te-man·teau

Woordherkomst en -opbouw

• [1] Rechtstreeks te herleiden tot portmanteau word, een term uitgevonden door Lewis Carroll . In het Frans heeft het de taalkundige betekenis enkel in de leenvertaling mot-valise.
• [2] Leenwoord uit het Frans, zie aldaar

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	porte-manteau	porte-manteaus
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de porte-manteau m

1. (taalkunde) samengetrokken woord dat is gevormd uit het begin van een ander woord, gecombineerd met het eind van nog een ander woord en soms nog met delen van nog meer andere woorden, waarbij alle woordfragmenten een deel van de betekenis van het nieuwe woord uitmaken

   • De naam ‘mukbang’ is een porte-manteau van de Koreaanse woorden voor eten en uitzenden. 
   • En een samengetrokken woord als caprama wordt een porte-manteau genoemd, zoals ook woorden als infotainment en brunch. 

2. (verouderd) kapstok, kleerhanger

   • Een eiken porte-manteau. 

Synoniemen

• [1] kofferwoord, hypogram, mengwoord, portmanteau, porte-manteauwoord, vlechtwoord

Afgeleide begrippen

• porte-manteauaffix

Vertalingen

    1.   

Duits: Kofferwort (de) o, Schachtelwort (de) o Engels: portmanteau word (en), blend (en) Frans: mot-valise (fr) m, amalgame (fr) m

Italiaans: parola macedonia (it) v Portugees: palavra-valise (pt) v, amálgama (pt) m/v Spaans: palabra de maleta (es) v

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord porte-manteau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA:

Woordafbreking

• por·te-man·teau

Woordherkomst en -opbouw

• Imperatieve samenstelling van porter ‘dragen’ en manteau ‘jas’.

enkelvoud		meervoud
zonder lidwoord	met lidwoord	zonder lidwoord	met lidwoord
porte-manteau	le porte-manteau	porte-manteaus	les porte-manteaus

Zelfstandig naamwoord

porte-manteau m

1. kapstok, kleerhanger

   «Un porte-manteau tournant.»

   Een draaiende kleerhanger.

2. (scheepvaart) davit
3. (verouderd) manteldrager (v.e. koning e.d.)

Schrijfwijzen

• (alle bet.) portemanteau