magisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen magisch magischer
verbogen magische magischere
partitief magisch magischers -

Bijvoeglijk naamwoord

magisch

  1. met een bijzondere, bovennatuurlijke betekenis
     Een aantal jongens had voor vertrek magic mushrooms genomen om de nacht nog magischer te maken.[1]
     De Klamath Indianen geloofden dat op deze plek de geesten van de onderwereld met de bovenwereld spraken. Daar kon ik me wel iets bij voorstellen, het was een magische plek.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be