automatisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ma·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen automatisch automatischer
verbogen automatische automatischere
partitief automatisch automatischers -

Bijvoeglijk naamwoord

automatisch

  1. niet bestuurd door de hand van de mens
    • In dat gebouw staat een automatische machine te draaien. 
  2. vanzelfgaand
     Zoals altijd richtte ik mijn slaapplaats direct bij aankomst in voordat ik te moe werd. Het ging op de automatische piloot en in minder dan twee minuten stond mijn tent klaar; een lichtgewicht ontwerp van ‘Zpacks’, een klein bedrijf uit Florida.[1]
     In die tijd zwommen we voornamelijk op kracht, dus je werd automatisch sneller naarmate je groeide.[2]
  3. gedachteloos.
    • Dat was een automatische reactie op het probleem van hem. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

  1. zonder menselijke besturing
    • De machine plakt er automatisch een etiket op. 
  2. op vanzelfgaande wijze
    • Ik heb dit klusje al zo vaak gedaan, de uitvoering gaat automatisch. 
     Wie daarover discussieert, wie termen en inhouden zoekt om deze ‘verouderde’ noties nieuw leven in te blazen, komt automatisch terecht bij conservatief gedachtegoed.[3]
  3. op gedachteloze wijze
    • Hij was nog maar pas verhuisd en reed automatisch naar zijn oude adres. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  3. Bronlink Weblink bron
    H.J. Schoo
    “De verwarde natie” (2000)
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ma·tisch

Bijvoeglijk naamwoord

automatisch

  1. automatisch