arbejde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·bej·de
Woordherkomst en -opbouw
- Werkwoord: afleiding van het Deense zelfstandige naamwoord arbejde
- Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Ouddeense woord ærvithi met Indogermaanse herkomst
Naar frequentie | 211 |
---|
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
arbejde |
arbejder |
arbejdede |
arbejdet |
volledig |
Werkwoord
arbejde
- werken (taken verrichten)
- werken (bijv. van een navigatiesysteem of van hout)
- uitdijen, samentrekken (bij temperatuurschommelingen)
Synoniemen
- [2]: køre
Afgeleide begrippen
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | arbejde | arbejdet | arbejder | arbejderne |
genitief | arbejdes | arbejdets | arbejders | arbejdernes |
Zelfstandig naamwoord
arbejde, o
Afgeleide begrippen
Verwijzingen
- arbejde in: Det Danske Sprog- og Litteraturselskabop website:ordnet.dk