samarbejde

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • sam·ar·bej·de
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 2369
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samarbejde
samarbejder
samarbejdede
samarbejdet
volledig

Werkwoord

samarbejde

  1. samenwerken
    «Centret skal samarbejde med offentlige og private sociale og sundhedsmæssige initiativer.»
    Het centrum zal samenwerken met publieke en private sociale en gezondheidsinitiatieven.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   samarbejde     samarbejdet     samarbejder     samarbejderne  
genitief   samarbejdes     samarbejdets     samarbejders     samarbejdernes  

Zelfstandig naamwoord

samarbejde, o

  1. samenwerking
    «Porsche viser, at et samarbejde med mindre special-firmaer som regel giver de bedste resultater.»
    Porsche laat zien dat een samenwerking met kleinere gespecialiseerde bedrijven meestal de beste resultaten oplevert.
Typische woordcombinaties
  • det europæiske samarbejde
Europese samenwerking
  • internationalt samarbejde
internationale samenwerking
  • økonomisk samarbejde
economische samenwerking

Verwijzingen