angstig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ang·stig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | angstig | angstiger | angstigst |
verbogen | angstige | angstigere | angstigste |
partitief | angstigs | angstigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
angstig
- vol van bange gevoelens
- We hebben zo iets angstigs beleefd! We werden bijna door een grote vrachtauto van de weg gedrukt.
- ▸ Ondertussen was ik stukje bij beetje uit mijn angstige gemoedstoestand van de afgelopen weken gekomen en voelde ik me steeds beter op de trail.[2]
- ▸ Hij stak beide, gesloten handen omhoog en keek gemaakt angstig.[3]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord angstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "angstig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ angstig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be