Naar inhoud springen

achternicht

Uit WikiWoordenboek
  • ach·ter·nicht
enkelvoud meervoud
naamwoord achternicht achternichten
verkleinwoord achternichtje achternichtjes

deachternichtv

  1. (familie) de dochter van een neef, nicht, oudoom of oudtante
    • Anna is mijn achternicht. 
     Op haar begrafenis vertelde mijn achternicht Louisa me dat mevrouw Bastien de Review aan al haar vriendinnen had uitgeleend, als een soort eenvrouwsbibliotheek, waarbij ze er streng op had toegezien dat niemand het blad meer dan een avond in haar bezit had. Ik denk dat in Port of Spain meer mensen dat verhaal hebben gelezen in de literaire kringen in Londen. Wat ze ervan vonden, zal ik nooit weten.[2]
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]
  1. achternicht op website: Etymologiebank.nl
  2. Jessie Burton (vert.Marja Borg)
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be