aboriginal

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aboriginal


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abo·ri·gi·nal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aboriginal aboriginals
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aboriginal m

  1. oorspronkelijke bewoner van een gebied voordat (met name Engelstalige) immigranten zich daar gingen vestigen, of een nazaat daarvan
    Vooral gebruikt als (eufemisme) om de koloniale associaties met inboorling of inlander te vermijden. Wanneer het in feite gaat om mensen met onderscheiden culturen met een eigen naam kan ook "aboriginal" als laatdunkend worden ervaren.
     Een jonge Canadese aboriginal vertelt zijn grootvader hoe wanhopig hij is.[2]
     We wilden onder meer graag een bezoek brengen aan de oudste bewoners van Taiwan, de „aboriginals", van wie de geleerden nog steeds niet weten waar ze eigenlijk vandaan komen.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. aboriginal op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 22 november 2020 Weblink bron
    Nathalie Seghers
    “Een verhaal over wolven” op hr-avenue.be
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 november 2020 Weblink bron
    Johan ten Hove
    Op klompen van Peking naar Taipei : 'Ik ben geen Amerikaan, ik kom uit Holland' in: , jrg. 37 nr. 10675 (6 februari 1979), Organisatie Trouw, Meppel, p. 9 kol. 6


Engels

Bijvoeglijk naamwoord

aboriginal

  1. van oorsprong al aanwezig, oer-, oorspronkelijk