abeel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  abeel    (hulp, bestand)
• IPA: / aˈbel / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• abeel

Woordherkomst en -opbouw

• van Middelnederlands abele / abeelen, ontleend aan Oudfrans aubel / albel / abel, in de betekenis van ‘populier’ aangetroffen vanaf 1240

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	abeel	abelen
verkleinwoord	abeeltje	abeeltjes

Zelfstandig naamwoord

de abeel m

1. (bloemplanten) bepaald soort loofboom, Populus alba  uit het populierengeslacht

Synoniemen

• witte abeel, zilverpopulier

Hyperoniemen

• wilgenfamilie
• populiergeslacht

Afgeleide begrippen

• grauwe abeel
• witte abeel

Vertalingen

    1. bepaald soort loofboom, Populus alba   

Deens: sølv-Poppel (da) g Duits: Silberpappel (de) v Engels: White Poplar (en) Esperanto: poplo, blanka ~ (eo)

Frans: peuplier blanc (fr), peuplier de Hollande (fr) m, grisaille (fr) v Italiaans: pioppo bianco (it) m Spaans: álamo blanco (es) m Zweeds: silverpoppel (sv) g

Gangbaarheid

• Het woord abeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "abeel" herkend door:

53 %	van de Nederlanders;
63 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• [1] abeel in het Nederlands Soortenregister N
• [1] abeel op Wikidata
• [1] Witte abeel op "Wilde planten in Nederland en België" ♣