aanvaller
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·val·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvaller | aanvallers |
verkleinwoord | aanvallertje | aanvallertjes |
Zelfstandig naamwoord
aanvaller m
- iemand of iets die aanvalt
- Duitsland was in de Tweede Wereldoorlog de aanvaller.
- (sport) een persoon in de voorste linie
- De aanvaller is vaak de speler die de meeste doelpunten maakt.
Antoniemen
Vertalingen
1. iemand die aanvalt
2. een persoon in de voorste linie
Gangbaarheid
- Het woord aanvaller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanvaller" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
aanvaller
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Sport in het Afrikaans