aanloopperiode
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanloopperiode (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanloperiˌjodə / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·loop·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aanloop ww en periode
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanloopperiode | aanloopperioden aanloopperiodes |
verkleinwoord | aanloopperiodetje | aanloopperiodetjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanloopperiode v
- periode tussen het inschakelen en voluit werken
- periode waarin iets nog ontwikkeld moet worden
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord aanloopperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.