aangezicht
Uiterlijk
- Geluid: aangezicht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋɣəˌzɪxt / (3 lettergrepen)
- aan·ge·zicht
- In de betekenis van ‘gezicht’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- samenstelling van aan en gezicht [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aangezicht | aangezichten |
verkleinwoord | aangezichtje | aangezichtjes |
aangezicht o
- het gezicht, het gelaat
- Uit iemands aangezicht gesneden zijn.
Sterk lijken op iemand.
- Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht
wie zijn goede naam verliest komt in moeilijkheden
- van aangezicht tot aangezicht
vis-à-vis in een direct contact met iemand
1.
- Het woord aangezicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aangezicht" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Het woord 'aangezicht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aangezicht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aangezicht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal