aalglad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aal·glad
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aalglad (aalgladder) (aalgladst)
verbogen aalgladde (aalgladdere) (aalgladste)
partitief aalglads aalgladders -

Bijvoeglijk naamwoord

aalglad

  1. zo glad als een aal, of een paling, glibberig
  2. sluw, geslepen
    • Iemand die smoesjes vertelt en zich overal uit weet te praten heet aalglad te zijn. 
    • De aalgladde verkoper smeerde de klant een waardeloos product aan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be