Erzbischof

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Erz·bi·schof
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord archiepiscopus
  • Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Bisschof met het voorvoegsel erz-
enkelvoud meervoud
nominatief der Erzbischof die Erzbischöfe
genitief des Erzbischofs
des Erzbischofes
der Erzbischöfe
datief dem Erzbischof den Erzbischöfen
accusatief den Erzbischof die Erzbischöfe

Zelfstandig naamwoord

Erzbischof, m

  1. (beroep), (religie) aartsbisschop
    «In der Katholischen Kirche wird ein Erzbischof durch den Papst ernannt.»
    In de Katholieke Kerk wordt een aartsbisschop benoemd door de paus.
Afkorting
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen