Duitser
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Duitser (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈdœʏ̯tsər/, /ˈdʌʏ̯tsər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdœːtsər/
Woordafbreking
- Duit·ser
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Duitser | Duitsers |
verkleinwoord | Duitsertje | Duitsertjes |
Zelfstandig naamwoord
Duitser m
- (demoniem) een inwoner van Duitsland
- Hij maakte op dat feest kennis met een Duitser.
- ▸ En daardoor waren de voorwaarden voor een normale en vriendschappelijke relatie tussen de Noren en de Duitsers zo goed als vernietigd. Koning Haakon en de kroonprins, zijn oude zeilvriend Olav, zaten nu samen met de gevluchte Noorse regering in Londen.[1]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Duitsland in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vertalingen
1. een inwoner van Duitsland
Bijvoeglijk naamwoord
Duitser
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van Duits
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord Duitser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Duitser | Duitsers |
Zelfstandig naamwoord
Duitser
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Demoniem in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Demoniem in het Afrikaans