tui

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tui tuien
verkleinwoord tuitje tuitjes

Zelfstandig naamwoord

de tuiv / m

  1. kabel die gespannen wordt om iets dat rechtop staat meer stevigheid te geven.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tuien

tui

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuien
    • Ik tui. 
  2. gebiedende wijs van tuien
    • Tui! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tuien
    • Tui je? 

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
tui tuis

Zelfstandig naamwoord

tui

  1. (zangvogels) toei, Prosthemadera novaeseelandiae op Wikispecies


Latijn

enkelvoud meervoud
nominatief vōs
accusatief
genitief tui vestri
datief tibi vōbis
ablatief

Persoonlijk voornaamwoord

tŭi

  1. van jou (genitief van de tweede persoon enkelvoud)