objectiveren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van objectiveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | objectiveren | te objectiveren | ||||||||
toekomend | zullen objectiveren | te zullen objectiveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geobjectiveerd | te hebben geobjectiveerd | ||||||||
toekomend | geobjectiveerd zullen hebben | geobjectiveerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
objectiverend | geobjectiveerd | ev. objectiveer |
mv. verouderd objectiveert |
objectivere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | objectiveer | objectiveert | objectiveert | objectiveert | objectiveert | objectiveren | objectiveren | objectiveren | |||
verleden (o.v.t.) | objectiveerde | objectiveerde | objectiveerde | objectiveerde | objectiveerde | objectiveerden | objectiveerden | objectiveerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal objectiveren | zult/zal objectiveren | zult/zal objectiveren | zult objectiveren | zal objectiveren | zullen objectiveren | zullen objectiveren | zullen objectiveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou objectiveren | zou objectiveren | zou(dt) objectiveren | zoudt objectiveren | zou objectiveren | zouden objectiveren | zouden objectiveren | zouden objectiveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geobjectiveerd | hebt geobjectiveerd | hebt/heeft geobjectiveerd | hebt geobjectiveerd | heeft geobjectiveerd | hebben geobjectiveerd | hebben geobjectiveerd | hebben geobjectiveerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geobjectiveerd | had geobjectiveerd | had geobjectiveerd | hadt geobjectiveerd | had geobjectiveerd | hadden geobjectiveerd | hadden geobjectiveerd | hadden geobjectiveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geobjectiveerd hebben | zal/zult geobjectiveerd hebben | zult/zal geobjectiveerd hebben | zult geobjectiveerd hebben | zal geobjectiveerd hebben | zullen geobjectiveerd hebben | zullen geobjectiveerd hebben | zullen geobjectiveerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geobjectiveerd hebben | zou geobjectiveerd hebben | zou/zoudt geobjectiveerd hebben | zoudt geobjectiveerd hebben | zou geobjectiveerd hebben | zouden geobjectiveerd hebben | zouden geobjectiveerd hebben | zouden geobjectiveerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geobjectiveerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geobjectiveerd | er is geobjectiveerd | |||||||||
verleden | er werd geobjectiveerd | er was geobjectiveerd | |||||||||
toekomend | er zal geobjectiveerd worden | er zal geobjectiveerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geobjectiveerd worden | er zou geobjectiveerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geobjectiveerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geobjectiveerd worden | geobjectiveerd te worden | ||||||||
toekomend | geobjectiveerd zullen worden | geobjectiveerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geobjectiveerd zijn | geobjectiveerd te zijn | ||||||||
toekomend | geobjectiveerd zullen zijn | geobjectiveerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geobjectiveerd | wordt geobjectiveerd | wordt geobjectiveerd | wordt geobjectiveerd | wordt geobjectiveerd | worden geobjectiveerd | worden geobjectiveerd | worden geobjectiveerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geobjectiveerd | werd geobjectiveerd | werd geobjectiveerd | werdt geobjectiveerd | werd geobjectiveerd | werden geobjectiveerd | werden geobjectiveerd | werden geobjectiveerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geobjectiveerd worden | zult geobjectiveerd worden | zult geobjectiveerd worden | zult geobjectiveerd worden | zal geobjectiveerd worden | zullen geobjectiveerd worden | zullen geobjectiveerd worden | zullen geobjectiveerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geobjectiveerd worden | zou geobjectiveerd worden | zou/zoudt geobjectiveerd worden | zoudt geobjectiveerd worden | zou geobjectiveerd worden | zouden geobjectiveerd worden | zouden geobjectiveerd worden | zouden geobjectiveerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geobjectiveerd | bent geobjectiveerd | bent/is geobjectiveerd | zijt geobjectiveerd | is geobjectiveerd | zijn geobjectiveerd | zijn geobjectiveerd | zijn geobjectiveerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geobjectiveerd | was geobjectiveerd | was geobjectiveerd | waart geobjectiveerd | was geobjectiveerd | waren geobjectiveerd | waren geobjectiveerd | waren geobjectiveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geobjectiveerd zijn | zult geobjectiveerd zijn | zult geobjectiveerd zijn | zult geobjectiveerd zijn | zal geobjectiveerd zijn | zullen geobjectiveerd zijn | zullen geobjectiveerd zijn | zullen geobjectiveerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geobjectiveerd zijn | zou geobjectiveerd zijn | zou/zoudt geobjectiveerd zijn | zoudt geobjectiveerd zijn | zou geobjectiveerd zijn | zouden geobjectiveerd zijn | zouden geobjectiveerd zijn | zouden geobjectiveerd zijn |