objectiveerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ob·jec·ti·veer·den

Werkwoord

vervoeging van
objectiveren

objectiveerden

  1. meervoud verleden tijd van objectiveren
    • Wij objectiveerden. 
    • Jullie objectiveerden. 
    • Zij objectiveerden.