loosheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van loos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord loosheid loosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

loosheid v

  1. onbetrouwbaarheid
  2. in samenstellingen: [het eerste lid van het woord] niet hebbend; zonder het [eerste lid van het woord]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be