troosteloosheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- troos·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van troosteloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | troosteloosheid | troosteloosheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de troosteloosheid v
- het troosteloos zijn
- De troosteloosheid van het Oost-Groningse veenlandschap heeft eigenlijk ook zo zijn eigen schoonheid.
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord troosteloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.