uitzichtloosheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·zicht·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van uitzichtloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitzichtloosheid | uitzichtloosheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de uitzichtloosheid v
- het uitzichtloos zijn
- De deerniswekkende uitzichtloosheid van het gehandicapte kind maakte de ouders wanhopig.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord uitzichtloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.