časoslovný
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /tʃasɔslɔvniː/
Woordafbreking
- ča·so·slov·ný
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het zelfstandig naamwoord časoslovo met het achtervoegsel -ný.
- Afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord slovný met het voorvoegsel časo-
Bijvoeglijk naamwoord
časoslovný
- (grammatica) (verouderd) werkwoords-, werkwoordelijk; met betrekking tot werkwoorden.
Verbuiging
Synoniemen