zenuwachtig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zenuwachtig (hulp, bestand)
- IPA: /ˈzenʏˌʋɑxtəx/
Woordafbreking
- ze·nuw·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘nerveus’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1839 [1]
- Afgeleid van zenuw met het achtervoegsel -achtig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zenuwachtig | zenuwachtiger | zenuwachtigst |
verbogen | zenuwachtige | zenuwachtigere | zenuwachtigste |
partitief | zenuwachtigs | zenuwachtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zenuwachtig
- lijdend onder een gevoelig, snel geraakt zenuwstelsel
- De zenuwachtige student wacht zijn examenresultaten af.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. lijdend onder een gevoelig, snel geraakt zenuwstelsel
Gangbaarheid
- Het woord zenuwachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zenuwachtig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -achtig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %