zeef
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeef
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘werktuig om te zeven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeef | zeven |
verkleinwoord | zeefje | zeefjes |
Zelfstandig naamwoord
- (gereedschap) (huishouden) een werktuig met veel gaatjes voor het scheiden van een vloeistof of fijn poeder van de zich de daarin bevindende grotere vaste delen
- Heb je een zeefje voor de theeblaren?
- als de gaatjes in het filter zeer klein zijn, spreekt men meestal van een filter
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. werktuig om grovere van fijnere bestanddelen te scheiden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zeven |
zeef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeven
- Ik zeef.
- gebiedende wijs van zeven
- Zeef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeven
- Zeef je?
Gangbaarheid
- Het woord zeef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeef" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "zeef" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Huishouden in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %