wroeging

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wroe·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wroeging wroegingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wroegingv

  1. spijt, gewetensnood, berouw
    • 'Door de beurscrash heb ik al mijn geld verloren', zegt hij zonder wroeging. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen