waanzin
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- waan·zin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘krankzinnigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- samenstelling van waan en zin [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waanzin | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
waanzin m
- (medisch) het lijden aan een geestesstoornis, krankzinnigheid
- onzin, onmogelijk
- De Mount Everest beklimmen zonder voorbereiding is waanzin.
Hyponiemen
- achtervolgingswaanzin, godsdienstwaanzin, grootheidswaanzin, hoogmoedswaanzin, kattenwaanzin, tropenwaanzin, vervolgingswaanzin
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het lijden aan een geestesstoornis
Gangbaarheid
- Het woord waanzin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "waanzin" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "waanzin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ waanzin op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be