voormuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

voormuur
Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·muur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voormuur voormuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voormuurm

  1. (bouwkunde) muur aan de voorkant van een bouwwerk
     Het gebouw van de Turkse culturele vereniging in Rheine was in de nacht van maandag op dinsdag het doelwit. De onbekende daders gooiden drie molotovcocktails tegen de hoofdingang en de voormuur van het pand.[2]
     Twee jaar geleden heeft onze gemeente gevraagd om de voormuur weg te mogen halen. Dat mocht niet in verband met de monumentenstatus. Nu hebben we een nieuw plan ingediend, waarbij het grootste deel van de woning dienst kan doen als pastorie.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Roel Lutkenhaus
    “Aanslagen op Turkse gebouwen in grensgebied” (09-03-2010), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Oud gereformeerde gemeente Rouveen krijgt pastorie” (04-12-2015), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be