voorarm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·arm
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  voor  en  arm  (waarschijnlijk een letterlijke vertaling van het Latijnse "antebracchium": ante- = "voor"; bracchium = "arm")
enkelvoud meervoud
naamwoord voorarm voorarmen
verkleinwoord voorarmpje voorarmpjes

Zelfstandig naamwoord

voorarm m

  1. (anatomie) een vooral in België gebruikt synoniem voor de onderarm
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be