vogelaar
Uiterlijk
- vo·ge·laar
- Naamwoord van handeling van vogelen met het achtervoegsel -aar [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vogelaar | vogelaars |
verkleinwoord | vogelaartje | vogelaartjes |
de vogelaar m
- (verouderd) iemand die vogels vangt voor zijn beroep
- Lijmstokken en netten waren belangrijke hulpmiddelen van de vogelaar.
- iemand die het observeren van vogelsoorten in het wild als hobby heeft
- Op die plek ontmoet je vaak andere vogelaars met hun telescopen.
- Het woord vogelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vogelaar" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ vogelaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be