verlenen
Uiterlijk
- ver·le·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verlenen |
verleende |
verleend |
zwak -d | volledig |
verlenen
- ditransitief iemand iets ~: iemand begunstigen met iets, iemand iets toestaan
- Hij verleende mij geen voorrang.
- ▸ De Franse oud-president Hollande riep vorige maand op Amerikaanse onderzoekers zo snel mogelijk langdurige visa te verlenen. Volgens hem is dat ook nodig omdat overal landen nu proberen Amerikaans toptalent binnen te halen. "We moeten snel zijn", aldus Hollande.[1]
- Het woord verlenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verlenen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑
Weblink bron
Frank Renout“Europa: 600 miljoen euro om Amerikaanse wetenschappers aan te trekken” (5 mei 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ditransitief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %