velg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • velg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘buitenrand van wiel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1364 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord velg velgen
verkleinwoord velgje velgjes

Zelfstandig naamwoord

velg v/m

  1. (techniek) de buitenrand van een wiel waar de band omheen zit
    • De velg van dat wiel was helemaal versleten. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen