veiligheidsmasker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vei·lig·heids·mas·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veiligheidsmasker veiligheidsmaskers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het veiligheidsmaskero

  1. (kleding) luchtfilter dat voor mond en neus wordt gedragen, soms uitgebreid tot een bescherming die het hele gelaat of hoofd bedekt met een doorzichtig deel voor de ogen
    • Om het veiligheidsmasker te kunnen dragen, moest hij gladgeschoren zijn. [1]
    • Bij Odfjell bleek de veiligheidscultuur een enorm probleem te zijn. Bijvoorbeeld over vragen als ‘wanneer zet je een veiligheidsmasker op en spreekt je elkaar daar op aan’? [2]
  2. (sport) bescherming tegen harde stoten of ballen die voor het gezicht wordt gedragen
    • Hij ging mee naar boksclub Macula en bleek aanleg te hebben. Hij werd lid en mocht al snel zonder veiligheidsmasker sparren. [3]
    • Deelnemers vanaf 16 jaar - mannen zowel als vrouwen - krijgen een paintball-geweer met 50 verfkogels, een overall en een veiligheidsmasker; ervaren instructeurs begeleiden het spel en zorgen voor naleving van de veiligheidsvoorschriften. [4]
    • Wel, ik spreek mijn tegenstanders ook onopvallend toe. Kapot lullen noem ik het zelf. Daarom zet ik mijn veiligheidsmasker ook alleen maar bij de hoekslagen op. Achter zo'n masker kun je niet imponeren, kun je de aanvallers niet proberen kapot te krijgen. [5]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Verwijzingen