Naar inhoud springen

uithakken

Uit WikiWoordenboek
  • uit·hak·ken

uithakken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uithakken
hakte uit
uitgehakt
zwak -t volledig
  1. iets verwijderen door hakken
    • Even later zigzaggen we door de wijk Musschemig, waar de jongens woonden die de kolen uithakten. Het is de oudst overgebleven mijnkolonie.[2] 
    • De woede over PvZ2 volgt die van spelers van de nieuwe mobiele versie van Dungeon Keeper. Spelers moeten hierbij geregeld uren of zelfs dagen wachten voordat zelfs basisacties zoals het uithakken van een stuk steen, uitgevoerd zijn. De enige manier om het proces te versnellen, is door met 'gems'te betalen, die weer met echt geld zijn aan te schaffen.[3] 
99 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf R.B.P. Van Weperen 5 maart 2016
  3. de Telegraaf 13 februari 2014
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be