toorts
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toorts
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fakkel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toorts | toortsen |
verkleinwoord | toortsje | toortsjes |
Zelfstandig naamwoord
toorts v de
- houten stok die aan de bovenkant in een brandbare stof gedrenkt is, brandend zorgt het voor verlichting
- (bloemplanten) een geslacht Verbascum uit de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae ). Het geslacht telt circa 250 soorten, die van nature voorkomen in Europa en Azië. Met name in het Middellandse Zeegebied is het geslacht vertegenwoordigd
Synoniemen
- [1] fakkel
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
- [2] kandelaartoorts, keizerskaars, koningskaars, melige toorts, mottenkruid, paarse toorts, stalkaars, vlokkige toorts, zwarte toorts
Hyponiemen
- dagtoorts, hemeltoorts, koningstoorts, lijktoorts, parachutetoorts, pektoorts, piktoorts, plasmatoorts, roedetoorts
Afgeleide begrippen
- schimmelende toortsgalmug, springende toortsgalmug, toortsaardvlo, toortsbleke, toortsbloem, toortsboom, toortsdistel, toortsdrager, toortsgalmug, toortsgitje, toortslicht, toortsmot, toortsparelmoervlinder, toortsplant, toortsschildwants
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord toorts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toorts" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.