terugbrengen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·bren·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugbrengen
bracht terug
teruggebracht
zwak -cht volledig

Werkwoord

terugbrengen

  1. overgankelijk naar het punt van vertrek brengen
    • Het is bijna zeven uur, wordt het niet eens tijd je moeder terug te brengen? 
  2. overgankelijk naar de eigenaar brengen
    • Zou jij de sleutels naar de verhuurder terug kunnen brengen? 
  3. overgankelijk een eerdere of lagere toestand herstellen
    • Dat bracht de stand terug tot een gelijkspel. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be