tegelzetter
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tegelzetter (hulp, bestand)
Woordafbreking
- te·gel·zet·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van tegelzetten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegelzetter | tegelzetters |
verkleinwoord | tegelzettertje | tegelzettertjes |
Zelfstandig naamwoord
de tegelzetter m
- (beroep) een bouwvakker die wandtegels zet en vloertegels legt
- Hij is al jaren lang een toegewijde tegelzetter.
Synoniemen
- vloerder (Vlaams), tegellegger
Vertalingen
1. een bouwvakker die wandtegels zet en vloertegels legt
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord tegelzetter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.