superlatief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·per·la·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overtreffende trap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1]
  • afgeleid van het Latijnse ferre (dragen) met het voorvoegsel super- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord superlatief superlatieven
verkleinwoord superlatiefje superlatiefjes

Zelfstandig naamwoord

superlatief m

  1. (taalkunde) de overtreffende trap (van een bijvoeglijk naamwoord)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen