storneren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
storneren stornerend
stornering


Woordafbreking
  • stor·ne·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
storneren
storneerde
gestorneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

storneren

  1. (financieel) het terugdraaien van een automatische incasso
    • Storneren van de incasso's. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be