stijfheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stijf·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stijfheid | stijfheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- het stijf zijn, de mate waarin een materiaal of een constructie zich tegen elastische vervorming verzet, de onbuigzaamheid, starheid
- onhandigheid, houterigheid
- ▸ Oscar kwam overeind, rekte zich uit en deed een paar rompoefeningen om de stijfheid kwijt te raken, alsof hijzelf ook de strijd aan zou moeten gaan.[2]
- weinig hartelijke houding
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stijfheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stijfheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be