flexibiliteit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- flexi·bi·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘buigzaamheid’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Afgeleid van flexibel met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flexibiliteit | flexibiliteiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
flexibiliteit v
- het gemakkelijk kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord flexibiliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "flexibiliteit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.