speelt weg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speelt weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegspelen

speelt (…) weg

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegspelen
    • Jij speelt weg. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegspelen
    • Hij speelt weg. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegspelen
    • Speelt weg! 

Gangbaarheid