snabbelen
Uiterlijk
Niet te verwarren met: schnabbelen |
- snab·be·len
- [1] afleiding van snabbel zn met het achtervoegsel -en [1] [2]
- [2], [3], [4] van Middelnederlands snabbelen ww , op te vatten als frequentatief gevormd uit van snabben ww [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
snabbelen |
snabbelde |
gesnabbeld |
zwak -d | volledig |
snabbelen
- overgankelijk (voeding) als snack eten
- Bij het biertje ook nog wat om te snabbelen ernaast.
- ▸ Hij had honger. Ik maakte iets te snabbelen.[4]
- inergatief (dierengeluid) luid kwekken
- inergatief opgewekt praten over zaken van weinig belang
- ▸ Zonder een vin te verroeren was ze tussen die snabbelende en babbelende cafégangers een schoolvoorbeeld van aanstootgevend gedrag.[5]
- inergatief snel maar onverstaanbaar spreken
- [2] snabbel zn
- [3], [4] snabbelaar
- [2] snavel
- Het woord snabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ snabbelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Memoires 1983-A.” (2014), Papieren Tijger, Breda, ISBN 9789067282970, p. 245
- ↑ Weblink bron Over de schoonheid der vrouwen te Nîmes en te Arles, met een onderzoek naar het stelsel van kolonisatie der Phoeniciërs in: De Gids., jrg. 147 nr. 8/9/10 (november 1984), Meulenhoff Nederland, Amsterdam, p. 655
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Frequentatief in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Dierengeluid in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal