snabbel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snab·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snabbel snabbels
verkleinwoord snabbeltje snabbeltjes

Zelfstandig naamwoord

de snabbelm

  1. goed betaald werk dat men doet naast het gewone werk
    • De realityshow Keeping Up With The Kardashians groeide uit tot een razend populair programma en naar verluidt verdienen de Kardashians miljoenen dollars per jaar met de show en de vele contracten en snabbels die eruit voortvloeien. Het veertiende seizoen van de show wordt vanaf 1 oktober uitgezonden door de Amerikaanse zender E!. [1] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
snabbelen

snabbel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snabbelen
    • Ik snabbel. 
  2. gebiedende wijs van snabbelen
    • Snabbel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snabbelen
    • Snabbel je? 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen