slaperig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sla·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slaperig slaperiger slaperigst
verbogen slaperige slaperigere slaperigste
partitief slaperigs slaperigers -

Bijvoeglijk naamwoord

slaperig

  1. behoefte tot slaap vertonend
    • Na al dat harde werken begon ik slaperig te worden. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be