sint

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  sint    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• sint

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘heilige’ voor het eerst aangetroffen in 1200

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	sint	sinten
verkleinwoord	sintje	sintjes

Zelfstandig naamwoord

de sint m

1. (religie) heilige
2. Sinterklaas

Afgeleide begrippen

   

Sint Eustatius Sint Maarten Sint-Bernard Sint-Eustatius Sint-Helena Sint-Jakob Sint-Juttemis Sint-Maarten Sint-Nicolaas Sint-Niklaas Sint-Petersburg sint-bernard sint-bernardshond sint-elmsvuur sint-helenafazantje sint-helenahop sint-jakobsschelp sint-janskruid sint-jansvlinder sint-juttemis sint-kittsdikbekje sint-lucia-amazone sint-luciagrondvink sint-luciatroepiaal sint-luciazanger sint-matthiasmonarch sint-matthiastriller sint-veitsdans sint-vincentamazone sint-vincentzanger sint-vitusdans

Uitdrukkingen en gezegden

• Met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen

Nooit! (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs)

• Met sint-juttemis

Nooit!

Gangbaarheid

• Het woord sint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sint" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Latijn

Werkwoord

vervoeging van
ĕsse

sĭnt

1. actief conjunctief praesens, derde persoon meervoud van ĕsse