showen
Uiterlijk
- sho·wen
- uit het Engels
showen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
showen |
showde |
geshowd |
zwak -d | volledig |
- laten zien om te laten beoordelen, laten zien om indruk te maken
- Anderhalve maand later kwam het pakket binnen met een paar voor Baba en een paar voor mij. Ik gebruikte de schoenen voor mijn sportoefeningen, Baba om ermee te showen. [2]
- ` Op strikt boekhoudkundig gebied echter was de oogst teleurstellend te noemen, maar hij wist dat te verdoezelen door de anderen een pas aangeschaft kantoormeubel te showen, een super-de-luxe postbak.[3]
- Het woord showen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "showen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oubelkas, Joseph400 brieven van mijn moeder [2011] ISBN 9789048490141 pagina 242
- ↑ Valens, AntonHet boek ont [2012] ISBN 978-90-457-0473-9 pagina 137
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %