schipperstrui

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schip·pers·trui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schipperstrui schipperstruien
verkleinwoord schipperstruitje schipperstruitjes

Zelfstandig naamwoord

de schipperstruiv / m

  1. (kleding) blauwe, wollen trui met een halflange rits aan de voorzijde
     De kleurrijke Almelose rechter Poem Derks sloot zijn laatste zitting vanmiddag passend af. De Oldenzaler, die eerder deze maand 70 jaar werd en daarom moest stoppen, trok aan het slot zijn zwarte toga met witte bef uit. Daaronder droeg hij een witte schipperstrui met gevlochten kabelbanen en een marinejas.[2]
     Vrijwel nergens is het zo veilig als in Nederland, zegt Ralf Bodelier in zijn grijze schipperstrui. Met de zachte G die onlosmakelijk is verbonden met iemand uit het Zuid-Limburgse Vaals. “Toen ik op de middelbare school zat, gingen leerlingen vrijwel dagelijks met elkaar op de vuist. Mijn kinderen zitten met de halve wereld in de klas. Er gebeurt bijna nooit iets. Als er al wordt gevochten, dan stuurt de directie de ouders een excuusbrief.”[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 december 2021 Weblink bron
    Roel Lutkenhaus
    “Rechter Derks ruilt toga voor schipperspet” (29-01-2009), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 december 2021 Weblink bron
    Gerben van 't Hof
    “Filosoof: Nederland is veiliger dan ooit” (12-01-2017), Tubantia