schelen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sche·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schelen
/'sxelə(n)/
scheelde
/'sxeldə/
gescheeld
/ɣə'sxelt/
zwak -d volledig

Werkwoord

schelen

  1. een verschil maken
    • Dat scheelt een slok op een borrel. 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen