scam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scam | scams |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (misdaad) vorm van bedrog, een misdrijf waarbij de dader een ander ontdoet van geld of van waardevolle goederen, tegenwoordig vaak met behulp van het internet
- ▸ Het hoeft niet zo ver te komen als bij Daniël. De schoonvader van Carlos trapte ook in een bitcoin-scam, en maakte 200 euro over. Toen rook hij onraad en greep Carlos in. "Mijn schoonvader is in de zeventig en niet zo handig met dit soort dingen", zegt Carlos. Uiteindelijk lukte het Carlos met veel pijn en moeite om 150 van de 200 euro terug te krijgen.[2]
- ▸ De documenten zijn geplaatst op een Russisch internetforum, ogenschijnlijk met de bedoeling twijfel over de vaccins te zaaien. Ze werden geplaatst onder de titel "Evidences of BIG DATA SCAM of Pfizer's vaccines", met daaronder ook de woorden "fraude" en "nepvaccins".[3]
Afgeleide begrippen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord scam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ scam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Joost Schellevis en Nando Kasteleijn“Daniël verloor 100.000 euro met frauduleuze bitcoin-advertenties” (12-04-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “Gehackte EMA-documenten verschijnen online: 'Is mee geknoeid'” (15-01-2021), NOS